Ce ne sont que des geux
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.

Het Boeck der PSALMEN.

Pagina 1 van 3 1, 2, 3  Volgende

Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 53

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:18 pm

1 EEn’ onderwijsinge Davids: voor den Opper-sang-meester op Machalath.
2 De dwaes seyt in sijn herte; Daer en is geen Godt: sy verderven’t ende sy bedrijven grouwelick onrecht, daer is niemant die goet doet.
3 Godt heeft uyt den Hemel nedergesien op de menschen kinderen, om te sien, of yemant verstandich ware; die Godt sochte.
4 Een yeder van hen is te rugge gekeert, t’samen zijn sy stinckende geworden, daer en is niemant die goet doet; oock niet een.
5 Hebben dan de werckers der ongerechticheyt geene kennisse? die mijn volck op-eten, [als of] sy broot aten? sy en roepen Godt niet aen.
6 Aldaer zijn sy met vervaertheyt vervaert geworden, [daer] geene vervaertheyt en was; want Godt heeft de beenderen des genen, die u belegerde, verstroyt: ghy hebtse beschaemt gemaeckt, want Godt heeftse verworpen.
7 Och dat Israëls verlossingen uyt Zion quamen! Als Godt de gevangene sijns volcks sal doen wederkeeren, [dan] sal sich Iacob verheugen, Israël sal verblijdt zijn.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 52

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:17 pm

1 EEn’ onderwijsinge Davids: voor den Opper-sang-meester.
2 Als Doëg de Edomiter, gekomen was, ende Saul te kennen gegeven, ende tot hem geseyt hadde: David is gekomen ten huyse van Achimelech.
3 Wat roemt ghy u in’t quade, o ghy geweldige? Godts goedertierenheyt [duert doch] den gantschen dach.
4 Uwe tonge denckt enckel schade: als een geslepen scheermes, werckende bedroch.
5 Ghy hebt het quade liever dan het goede: de leugen, dan gerechticheyt te spreken, Sela!
6 Ghy hebt lief alle woorden van verslindinge, [ende] eene tonge des bedrochs.
7 Godt sal u oock afbreken in eeuwicheyt: hy sal u wechrapen, ende u uyt de tente uytrucken: ja hy sal u uytwortelen uyt den lande der levendigen, Sela!
8 Ende de rechtveerdige sullen’t sien, ende vreesen: ende sy sullen over hem lacchen, [seggende]:
9 Siet den man, [die] Godt niet en stelde tot sijne sterckte, maer vertrouwde op de veelheyt sijns rijckdoms: hy was sterck geworden door sijn beschadigen.
10 Maer ick sal zijn als een groene olijf-boom in Godes huys: Ick vertrouwe op Godts goedertierenheyt eeuwichlick ende altoos.
11 Ick sal u loven in eeuwicheyt, om dat ghy’t gedaen hebt: ende ick sal uwen Name verwachten, want hy goet is voor uwe gunst-genooten.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 51

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:17 pm

1 EEn Psalm Davids, voor den Opper-sang-meester.
2 Doe de Prophete Nathan tot hem was gekomen, na dat hy tot Bath-Seba was ingegaen.
3 Zijt my genadich, o Godt, nae uwe goedertierenheyt: delcht mijne overtredinge uyt, nae de grootheyt uwer barmherticheden.
4 Wascht my wel van mijne ongerechticheyt: ende reynicht my van mijne sonde.
5 Want ick kenne mijne overtredingen: ende mijne sonde is steedts voor my.
6 Tegen u, u alleen, heb ick gesondicht, ende gedaen dat quaet is in uwe oogen: op dat ghy rechtveerdich zijt in u spreken, [ende] reyn zijt in u richten.
7 Siet, ick ben in ongerechticheyt geboren: ende in sonde heeft my mijne moeder ontfangen.
8 Siet, ghy hebt lust tot waerheyt in het binnenste: ende in’t verborgene maeckt ghy my wijsheyt bekent.
9 Ontsondich my met ysop, ende ick sal reyn zijn: wascht my, ende ick sal witter zijn als snee.
10 Doet my vreuchde ende blijtschap hooren; dat de beenderen sich verheugen, [die] ghy verbrijselt hebt.
11 Verbercht u aengesicht van mijne sonden: ende delcht uyt alle mijn ongerechticheden.
12 Schept my een reyn herte, o Godt: ende vernieuwt in’t binnenste van my eenen vasten geest.
13 En verwerpt my niet van u aengesicht: ende en neemt uwen Heyligen Geest niet van my.
14 Geeft my weder de vreuchde uwes heyls: ende de vrymoedige geest ondersteune my.
15 So sal ick de overtreders uwe wegen leeren: ende de sondaers sullen sich tot u bekeeren.
16 Verlost my van bloet-schulden, o Godt, ghy Godt mijns heyls: so sal mij-ne tonge uwe gerechticheyt vrolick roemen.
17 Heere, opent mijne lippen: so sal mijn mont uwen lof verkondigen.
18 Want ghy en hebt geenen lust tot offerhande, anders soud’ ickse geven: in brant-offeren en hebt ghy geen behagen.
19 De offerhanden Godts zijn een gebroken geest: een gebroken ende verslagen herte en sult ghy, o Godt, niet verachten.
20 Doet wel by Zion nae u welbehagen: bouwt de mueren van Ierusalem op.
21 Dan sult ghy lust hebben aen de offerhanden der gerechticheyt, aen brant-offer, ende een offer dat gantsch verteert wort: dan sullen sy varren offeren op uwen altaer.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 50

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:16 pm

1 EEn Psalm Asaphs. De Godt der goden, de HEERE spreeckt, ende roept de aerde; van den op ganck der Sonne, tot aen haren onderganck.
2 Uyt Zion, de volkomentheyt der schoonheyt, verschijnt Godt blinckende.
3 Onse Godt sal komen ende sal niet swijgen: een vyer voor sijn aengesichte sal verteeren; ende rontom hem sal het seer stormen.
4 Hy sal roepen tot den hemel van boven, ende tot de aerde, om sijn volck te richten.
5 Versamelt my mijne gunst-genooten, die mijn verbont maken met offerhande.
6 Ende de hemelen verkondigen sijne gerechticheyt: want Godt selve is Richter, Sela!
7 Hoort, mijn volck, ende ick sal spreken; Israël, ende ick sal onder u betuy-gen: Ick Godt, ben uwe Godt.
8 Om uwe offerhanden en sal ick u niet straffen: want uwe brant-offeren zijn steets voor my.
9 Ick sal uyt u huys geenen varre nemen; [noch] bocken uyt uwe koyen.
10 Want al ’t gedierte des wouts is mijne; de beesten op duysent bergen.
11 Ick kenne al’t gevogelte der bergen: ende het wilt des velts is by my.
12 So my hongerde, ick en soude’t u niet seggen: want mijne is de werelt ende hare volheyt.
13 Soud’ ick stieren-vleesch eten, ofte bocken-bloet drincken?
14 Offert Gode danck: ende betaelt den Alderhoochsten uwe geloften.
15 Ende roept my aen in den dach der benautheyt: Ick salder u uyt helpen, ende ghy sult my eeren.
16 Maer tot den godtloosen seyt Godt; Wat hebt ghy mijne insettingen te vertellen? ende neemt mijn verbont in uwen monde?
17 Dewijle ghy de kastijdinge hatet, ende mijne woorden achter u henen werpt.
18 Indien ghy eenen dief siet, so loopt ghy met hem: ende u deel is met de overspeelders.
19 Uwen mont slaet ghy in ’t quade: ende uwe tonge koppelt bedroch.
20 Ghy sitt, ghy spreeckt tegen uwen broeder, tegen den sone uwer moeder geeft ghy lasteringe uyt.
21 Dese dingen doet ghy, ende ick swijge: ghy meent, dat ick teenemael ben gelijck ghy: Ick sal u straffen, ende sal’t ordentelick voor uwe oogen stellen.
22 Verstaet dit doch, ghy godt-vergetende: op dat ick niet en verscheure, ende niemant en redde.
23 Wie danck-offert, die sal my eeren: ende wie [sijnen] wech [wel] aenstelt, dien sal ick Godts heyl doen sien.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 49

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:15 pm

1 EEn Psalm: voor den Opper-sang-meester, onder de kinderen van Korah.
2 Hoort dit, alle ghy volcken: neemt ter ooren, alle inwoonders der werelt.
3 Soo wel slechte als aensienlicke, t’samen rijck ende arm.
4 Mijn mont sal enckel wijsheyt spreken: ende de overdenckinge mijns herten sal vol verstants zijn.
5 Ick sal mijn’ oore neygen tot eene spreucke: Ick sal mijn verborgen reden openen op de harpe.
6 Waerom soud’ick vreesen in quade dagen, [als] de ongerechtige die op de hielen zijn, my omringen?
7 Aengaende de gene die op haer goet vertrouwen, ende op de veelheyt hares rijckdoms roemen;
8 Niemant van hen sal [sijnen] broeder immermeer konnen verlossen: hy sal Gode sijn ransoen niet konnen geven:
9 (Want de verlossinge harer ziele is te kostelick, ende sal in eeuwicheyt ophouden):
10 Dat hy oock voortaen geduerichlick soude leven, [ende] de verdervinge niet sien.
11 Want hy siet, dat de wijse sterven, dat t’samen een dwaes ende onvernuftige omkomen; ende haer goet anderen nalaten.
12 Hare binnenste-gedachte is, dat hare huysen sullen zijn in eeuwicheyt, hare wooningen van geslachte tot geslachte: sy noemen de landen nae hare namen.
13 De mensche nochtans, [die] in weerde is, en blijft niet: hy wort gelijck als de beesten, [die] vergaen.
14 Desen haren wech is eene dwaesheyt van hen: nochtans hebben hare nakomelingen een welbehagen in hare woorden, Sela!
15 Men setse als schapen in ’t graf, de doot salse afweyden; ende de oprechte sullen over hen heerschen in dien morgenstont: ende het graf sal hare gedaente verslijten, [elck] uyt sijne wooninge.
16 Maer Godt sal mijne ziele van ’t gewelt des grafs verlossen: want hy sal my opnemen, Sela!
17 En vreest niet wanneer een man rijck wort; wanneer de eere van sijn huys groot wort.
18 Want hy en sal in sijn sterven niet met allen mede nemen: sijne eere en sal hem niet nae dalen.
19 Hoewel hy sijne ziele in sijn leven segent; ende sy u loven, om dat ghy u selven goet doet:
20 So sal sy [doch] komen tot het geslachte harer vaderen: Tot in eeuwicheyt en sullen sy het licht niet sien.
21 De mensche, [die] in weerde is, ende geen verstant en heeft, wort gelijck als de beesten [die] vergaen.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 48

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:15 pm

1 EEn Liedt een Psalm, voor de kinderen van Korah.
2 De HEERE is groot, ende seer te prijsen; in de Stadt onses Godts, [op] den berch sijner heylicheyt.
3 Schoon van gelegentheyt, eene vreuchde der gantscher aerde is de berch Zion, [aen] de zijden van’t Noorden; De stadt des grooten Conincks.
4 Godt is in hare Paleysen; hy isser bekent voor een hooch vertreck.
5 Want siet, de Coningen waren vergadert; sy waren t’samen doorgetogen.
6 [Gelijck] sy’t sagen, alsoo waren sy verwondert: Sy werden verschrickt, sy haesteden wech.
7 Bevinge greepse aldaer aen; smerte als eener barender [vrouwe].
8 Met eenen Oosten wint verbreeckt ghy de schepen van Tharsis.
9 Gelijck wy gehoort hadden, alsoo hebben wy gesien in de stadt des HEEREN der heyrscharen, in de Stadt onses Godts: Godt sal haer bevestigen tot in eeuwicheyt, Sela!
10 O Godt, wy gedencken uwer weldadicheyt; in’t midden uwes Tempels.
11 Gelijck uwen Naem is, ô Godt, alsoo is uwen roem tot aen de eynden der aerde: uwe rechterhant is vol van gerechticheyt.
12 Laet den berch Zion blijde zijn, laet de dochteren van Iuda haer verheugen; om uwer oordeelen wille.
13 Gaet rontom Zion, ende omringtse: tellet hare torens.
14 Settet u herte op hare vestinge, beschouwet onderscheydentlick hare Paleysen; op dat ghy’t den navolgenden geslachte vertellet;
15 Want dese Godt is onse Godt eeuwichlick ende altoos: hy sal ons geleyden totter doot toe.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 47

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:14 pm

1 EEn Psalm: voor den Opper-sang-meester onder de kinderen van Korah.
2 Alle ghy volcken, klappet in de hant: Iuychet Gode met eene stemme van vreuchden-gesanck.
3 Want de HEERE de Alderhoochste, is vreeslick: een groot Coninck, over de gantsche aerde.
4 Hy brengt de volcken onder ons; ende de natien onder onse voeten.
5 Hy verkiest voor ons onse erffenisse; de heerlicheyt Iacobs, dien hy heeft lief gehadt, Sela!
6 Godt vaert op met gejuych; de HEERE met geklanck der basuyne.
7 Psalm-singet Gode, psalm-singet: psalm-singet onsen Coninck, psalm-singet.
8 Want Godt is een Coninck der gantscher aerde; psalm-singet [met] een onderwijsinge.
9 Godt regeert over de heydenen: Godt sitt op den throon sijner heylicheyt.
10 De Edele der volcken zijn versamelt [tot] het volck des Godts Abrahams: want de Schilden der aerde zijn Godes: hy is seer verheven.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 46

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:13 pm

1 EEn Liedt Alamoth: voor den Opper-sang-meester, onder de kinderen van Korah.
2 Godt is ons eene toevlucht, ende sterckte: hy is krachtelick bevonden eene hulpe in benaeutheden.
3 Daerom sullen wy niet vreesen, al veranderde de aerde [hare plaetse], ende al wierden de bergen verset in’t herte van de zeen:
4 Laet hare wateren bruysen, laetse beroert worden: Laet de bergen daveren, door der selver verheffinge, Sela!
5 De beecxkens der Riviere, sullen verblijden de stadt Godes; het heylichdom der wooningen des Alderhoochsten.
6 Godt is in’t midden van haer, sy en sal niet wanckelen; Godt salse helpen in’t aenbreken des morgenstonts.
7 De heydenen raesden, de Coninck-rijcken beweechden sich; hy verhief sijne stemme, de aerde versmolt.
8 De HEERE der heyrscharen is met ons: De Godt Iacobs is ons een hooch vertreck, Sela!
9 Komet, aenschouwet de daden des HEEREN; die verwoestingen op aerden aenrecht:
10 Die d’oorlogen doet ophouden tot aen’t eynde der aerden, den boge verbreeckt, ende de spiesse ontwee slaet; de wagenen met vyer verbrandt.
11 Latet af, ende wetet, dat ick Godt ben; Ick sal verhoocht worden onder de heydenen, Ick sal verhoocht worden op der aerden.
12 De HEERE der heyrscharen is met ons; De Godt Iacobs is ons een hooch vertreck, Sela!
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 45

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:13 pm

1 EEn’ onderwijsinge, een liedt der liefden: voor den Opper-sang-meester onder de kinderen van Korah, op Schofchannim.
2 Mijn herte geeft een goede reden op: Ick segge mijne gedichten uyt van eenen Coninck; mijne tonge is eene penne eens veerdigen schrijvers.
3 Ghy zijt veel schoonder dan de menschen kinderen; genade is uytgestort in uwe lippen; daerom heeft u Godt gesegent in eeuwicheyt.
4 Gordt u sweert aen de heupe, o helt; uwe Majesteyt ende uwe heerlickheyt.
5 Ende rijdt voorspoedichlick [in] uwe heerlickheyt, op het woort der waerheyt, ende rechtveerdige sachtmoedicheyt: ende uwe rechterhant sal u vreeslicke dingen leeren.
6 Uwe pijlen zijn scherp, volcken sullen onder u vallen: [sy treffen] in’t herte van des Conincks vyanden.
7 Uwen throon, o Godt, is eeuwichlick ende altoos; het scepter uwes Coninckrijcks is een scepter der rechtmaticheyt.
8 Ghy hebt gerechticheyt lief, ende hatet godtloosheyt: Daerom heeft u, o Godt, uwe Godt gesalft met vreuchden-olye boven uwe medegenooten.
9 Alle uwe kleederen zijn myrrhe, ende aloë, [ende] cassie; uyt de elpenbeenen paleysen, van waer sy u verblijden.
10 Dochters van Coningen zijn onder uwe kostelicke [staet-dochteren]; de Coninginne staet aen uwe rechter-hant, in’t fijnste gout van Ophir.
11 Hoort, o dochter, ende siet, ende neygt uwe oore: ende vergeet u volck, ende uwes vaders huys.
12 So sal de Coninck lust hebben aen uwe schoonheyt; Dewijle hy uwe Heer is, so buycht u voor hem neder.
13 Ende de dochter van Tyrus, de rijcke onder den volcke, sullen u aengesichte met geschenck smeecken.
14 Des Conincks dochter is geheel vereerlickt inwendich; hare kleedinge is van gouden borduersel.
15 In gestickte kleederen sal sy tot den Coninck geleydt worden; de Ionge dochteren [die] achter haer zijn, hare mede-gesellinnen, sullen tot u gebracht worden.
16 Sy sullen geleydt worden met alle-blijtschap ende verheuginge; sy sullen ingaen in des Conincks Paleys.
17 In plaetse van uwe vaderen, sullen uwe sonen zijn; ghy sultse tot Vorsten setten over de gantsche aerde.
18 Ick sal uwes naems doen gedencken van elcken geslachte tot geslachte: daerom sullen u de volcken loven eeuwichlick ende altoos.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 44

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:12 pm

1 EEn onderwijsinge: voor den Opper-sang-meester, onder de kinderen van Korah.
2 O Godt, wy hebben’t met onse ooren gehoort, onse vaders hebben’t ons vertelt: ghy hebt een werck gewrocht in hare dagen, in de dagen van outs.
3 Ghy hebt de Heydenen met uwe hant uyt de besittinge verdreven, maer haerlieden geplantt; ghy hebt de volcken geplaecht, haerlieden daer en tegen doen voortschieten.
4 Want sy hebben het lant niet ge-erft door haer sweert, ende haren arm heeft hen geen heyl gegeven: maer uwe rechterhant, ende uwen arm, ende het licht uwes aengesichts; om dat ghy een welbehagen in hen haddet.
5 Ghy selfs zijt mijn Coninck, ô Godt; gebiedt de verlossingen Iacobs.
6 Door u sullen wy onse wederpartijders met hoornen stooten: in uwen Name sullen wy vertreden die tegen ons opstaen.
7 Want ick vertrouwe niet op mijnen boge; ende mijn sweert en sal my niet verlossen.
8 Maer ghy verlost ons van onse wederpartijders; ende ghy maeckt onse haters beschaemt.
9 In Godt roemen wy den gantschen dach: ende uwen Naem sullen wy loven in eeuwicheyt, Sela!
10 Maer [nu] hebt ghy ons verstooten, ende te schande gemaeckt; dewijle ghy met onse krijchs-heyren niet uyt en treckt.
11 Ghy doet ons achterwaerts keeren vanden wederpartijder: ende onse haters berooven [ons] voor sich.
12 Ghy geeft ons over als schapen ter spijse: ende ghy verstroyt ons onder de heydenen.
13 Ghy verkoopt u volck om geene weerdye; ende ghy en verhoogt haren prijs niet.
14 Ghy stelt ons onsen nabueren tot smaet; tot spot ende schimp den genen, die rontom ons zijn.
15 Ghy stelt ons tot een spreeckwoort onder de heydenen: tot eene hooft-schuddinge onder de volckeren.
16 Mijne schande is den gantschen dach voor my: ende de schaemte mijns aengesichts bedeckt my:
17 Om de stemme des hooners, ende des lasteraers; van wegen den vyant,ende den wraeck-gierigen.
18 Dit alles is ons overgekomen, nochtans en hebben wy uwer niet vergeten; nochte valschelick gehandelt tegen u verbont.
19 Ons herte en is niet achterwaerts gekeert; noch onse ganck geweken van u pat.
20 Hoewel ghy ons verplettert hebt in eene plaetse der Draken; ende ons met eene doots-schaduwe bedeckt hebt.
21 So wy den Naem onses Godts hadden vergeten; ende onse handen tot eenen vreemden Godt uytgebreydt;
22 Soude Godt sulcx niet ondersoecken? want hy weet de verborgentheden des herten.
23 Maer om uwent wille worden wy den gantschen dach gedoodt; wy worden geacht als slacht-schapen.
24 Waeckt op, waerom soudt ghy slapen, Heere? Ontwaeckt, en verstoot niet in eeuwicheyt.
25 Waerom soudt ghy u aengesicht verbergen? onse elende, ende onse onderdruckinge vergeten?
26 Want onse ziele is in’t stof nedergebogen; onse buyck kleeft aen d’aerde.
27 Staet op, ons ter hulpe, ende verlost ons om uwer goedertierenheyt wille.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 43

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:12 pm

1 DOet my recht, o Godt, ende twist ghy mijne twist-sake: bevrijdt my van het ongoedertieren volck, van den man des bedrochs ende des onrechts.
2 Want ghy zijt de Godt mijner sterckte; waerom verstoot ghy my [dan]? waerom gae ick steets in’t swart, van wegen des vyants onderdruckinge?
3 Sendt u licht, ende uwe waerheyt, dat die my leyden; datse my brengen tot den berch uwer heylicheyt, ende tot uwe wooningen:
4 Ende dat ick ingae tot Godts altaer, tot den Godt des blijtschaps mijner verheuginge, ende u met de harpe love, o Godt, mijn Godt!
5 Wat buycht ghy u neder, o mijne ziele, ende wat zijt ghy onrustich in my? hoopt op Godt, want ick sal hem noch loven; hy is de menichvuldige verlossinge mijns aengesichts, ende mijn Godt.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 42

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:11 pm

1 EEn’ onderwijsinge: voor den Opper-sang-meester, onder de kinderen van Korah.
2 Gelijck een hert schreeuwt nae de water-stroomen; alsoo schreeuwt mijne ziele tot u, ô Godt.
3 Mijne ziele dorstet nae Godt, nae den levendigen Godt: wanneer sal ick ingaen, ende voor Godts aengesichte verschijnen?
4 Mijne tranen zijn my tot spijse dach ende nacht; om dat sy den gantschen dach tot my seggen, waer is uwe Godt?
5 Ick gedencke daer aen, ende storte mijne ziele uyt in my: om dat ick plach henen te gaen onder de schare, [ende] met hen te treden nae Godes huys, met eene stemme van vreuchden-gesanck, ende lof, [onder] de Feest-houdende menichte.
6 Wat buycht ghy u neder, ô mijne ziele, ende zijt onrustich in my? hoopt op Godt, want ick sal hem noch loven, voor de verlossingen sijns aengesichts.
7 ô Mijn Godt, mijne ziele buycht haer neder in my, daer om gedencke ick uwer uyt het lant der Iordane, ende Hermonim uyt het kleyn geberchte.
8 D’afgront roept tot den afgront, by’t gedruys uwer water-goten: alle uwe baren ende uwe golven zijn over my henen gegaen.
9 [Maer] de HEERE sal des daechs sijne goedertierenheyt gebieden, ende des nachts sal sijn liedt by my zijn; het gebedt tot den Godt mijns levens.
10 Ick sal seggen tot Godt, Mijne steen-rotzse, waerom vergeet ghy my? waerom gae ick in’t swart, van wegen des vyants onderdruckinge?
11 Met eene dootsteke in mijne beenderen hoonen my mijne wederpartijders: als sy den gantschen dach tot my seggen, Waer is uwe Godt?
12 Wat buycht ghy u neder, o mijne ziele, ende wat zijt ghy onrustich in my? Hoopt op Godt, want ick sal hem noch loven; hy is de menichvuldige verlossinge mijns aengesichts, ende mijn Godt.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 41

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:11 pm

1 EEn Psalm Davids: voor den Opper-sang-meester.
2 Welgelucksalich is hy, die sich verstandichlick draecht tegen eenen elendigen: De HEERE sal hem bevrijden ten dage des quaets.
3 De HEERE sal hem bewaren, ende sal hem by’t leven behouden, hy sal op aerden gelucksalich gemaeckt worden: En geeft hem oock niet over in sijner vyanden begeerte.
4 De HEERE sal hem ondersteunen op het sieck-bedde; in sijne kranckheyt verandert ghy sijn gantsch leger.
5 Ick seyde; ô HEERE, zijt my genadich; geneest mijne ziele, want ick hebbe tegen u gesondicht.
6 Mijne vyanden spreken quaet van my, [seggende,] Wanneer sal hy sterven, ende sijn naem vergaen?
7 Ende so [yemant van hen] komt om [my] te sien, hy spreeckt valscheyt, sijn herte vergadert sich onrecht; gaet hy uyt nae buyten, hy spreeckter van.
8 Alle mijne haters mompelen t’samen tegen my, sy bedencken tegen my ’t gene my quaet is, [seggende]:
9 Een Belials stuck kleeft hem aen: ende hy die nederleyt, en sal niet weder opstaen.
10 Selfs de man mijnes vredes, op welcken ick vertrouwde, die mijn broot at, heeft de verssene tegen my grootelicx verheven.
11 Maer ghy, ô HEERE, zijt my genadich, ende richt my op: ende ick sal’t hen vergelden.
12 Hier by weet ick, dat ghy lust aen my hebt; dat mijn vyant over my niet en sal juychen.
13 Want my aengaende, ghy onderhoudt my in mijne oprechticheyt; ende ghy stelt my voor u aengesichte in eeuwicheyt.
14 Gelooft zy de HEERE, de Godt Israëls, van der eeuwicheyt, ende tot inder eeuwicheyt, Amen, ja Amen.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 40

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:10 pm

1 DAvids Psalm: voor den Opper-sang-meester.
2 Ick hebbe den HEERE lange verwacht; ende hy heeft sich tot my geneycht, ende mijn geroep gehoort.
3 Ende hy heeft my uyt eenen ruyschenden kuyl, uyt modderich slijck opgehaelt; ende heeft mijne voeten op eenen rotzsteen gestelt, hy heeft mijne gangen vast gemaeckt.
4 Ende hy heeft een nieuw liedt in mijnen mont gegeven, eenen lof-sanck onsen Gode: vele sullen’t sien, ende vreesen, ende op den HEERE vertrouwen.
5 Welgelucksalich is de man, die den HEERE tot sijn vertrouwen stelt; ende niet omsiet nae de hooveerdige, ende die tot leugen afwijcken.
6 Ghy, ô HEERE, mijn Godt, hebt uwe wonderen, ende uwe gedachten aen ons vele gemaeckt; men kanse niet in ordre by u verhalen: sal ickse verkondigen ende uytspreken, so zijnse menichvuldiger dan dat ickse soude konnen vertellen.
7 Ghy en hebt geenen lust gehadt aen slacht-offer ende spijs-offer, ghy hebt my de ooren doorboort: brand-offer noch sond-offer en hebt ghy niet ge-eyscht.
8 Doe seyd’ ick, Siet ick kome: in de rolle des boecks is van my geschreven.
9 Ick hebbe lust, ô mijn Godt, om u welbehagen te doen: ende uwe wet is in’t midden mijns ingewants.
10 Ick bootschappe de gerechticheyt in de groote gemeynte; siet, mijne lippen en bedwing’ ick niet: HEERE, ghy weet het.
11 Uwe gerechticheyt bedeck’ ick niet in ’t midden mijns herten; uwe waerheyt ende u heyl spreeck ick uyt: uwe weldadicheyt ende uwe trouwe en verhele ick niet in de groote gemeynte.
12 Ghy, ô HEERE, sult uwe barmherticheden van my niet onthouden: laet uwe weldadicheyt ende uwe trouwe my geduerichlick behoeden.
13 Want quaden tot sonder getal toe, hebben my omgeven, mijne ongerechticheden hebben my aengegrepen, dat ick niet en hebbe konnen sien; sy zijn menichvuldiger dan de hayren mijns hoofts, ende mijn herte heeft my verlaten.
14 Het behage u, HEERE, my te verlossen: HEERE, haest u tot mijner hulpe.
15 Laetse te samen beschaemt, ende schaem-root worden, die mijne ziele soecken, om die te vernielen: laetse achterwaerts gedreven worden, ende te schande worden, die lust hebben aen mijn quaet.
16 Laetse verwoestet worden tot loon harer beschaminge, die van my seggen, Ha, ha!
17 Laet in u vrolick ende verblijdt zijn, alle die u soecken; laet de liefhebbers uwes heyls geduerichlick seggen, De HEERE zy groot gemaeckt.
18 Ick ben wel elendich ende nootdurftich, [maer] de Heere denckt aen my: Ghy zijt mijne hulpe, ende mijn bevrijder; ô mijn Godt, en vertoeft niet.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 39

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:09 pm

1 EEn Psalm Davids: voor den Oppersangmeester, voor Ieduthun.
2 Ick seyde; Ick sal mijne wegen bewaren, dat ick niet en sondige met mijne tonge, ick sal mijnen mont met eenen breydel bewaren; terwijlen de godtloose noch tegen over my is.
3 Ick was verstomt [door] stilswijgen, ick sweech van het goede; maer mijne smerte wert verswaert.
4 Mijn herte wert heet in mijn binnenste, een vyer ontbrandde in mijne overdenc-kinge; [doe] sprack ick met mijne tonge:
5 HEERE, maeckt my bekent mijn eynde, ende welcke de mate mijner dagen zy; dat ick wete, hoe verganckelick ick zy.
6 Siet, ghy hebt mijne dagen een hant breet gestelt, ende mijn leef-tijdt is als niets voor u; immers is een yeder mensche, [hoe] vast hy staet, enckel ydelheyt, Sela!
7 Immers wandelt de mensche [als] in een beeldt, immers woelense ydelick: men brengt by een, ende men weet niet wie’t nae sich nemen sal.
8 Ende nu, wat verwacht’ ick, ô Heere? mijne hope, die is op u.
9 Verlost my van alle mijne overtredingen: en stelt my niet tot eenen smaet des dwasen.
10 Ick ben verstomt, ick en sal mijnen mont niet op doen; want ghy hebt het gedaen.
11 Neemt uwe plage van op my wech: ick ben besweken van de bestrijdinge uwer hant.
12 Castijdt ghy yemant met straffingen om de ongerechticheyt, so doet ghy sijne bevallicheyt smelten als eene motte; Immers is een yeder mensche ydelheyt, Sela!
13 Hoort, HEERE, mijn gebedt, ende neemt mijn geroep ter ooren, swijgt niet tot mijne tranen: want ick ben een vreemdelinck by u; een bywoonder, gelijck alle mijne vaders.
14 Wendt u van my af, dat ick my verquicke, eer dan ick henen gae, ende ick niet [meer] en zy.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 38

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:09 pm

1 EEn Psalm Davids, om te doen gedencken.
2 O HEERE, en straft my niet in uwen grooten toorn; ende kastijdt my niet in uwe grimmicheyt.
3 Want uwe pijlen zijn in my gedaelt, ende uwe hant is op my nedergedaelt.
4 Daer is niet geheels in mijn vleesch, van wegen uwe gramschap: daer is geen vrede in mijne beenderen, van wegen mijne sonde.
5 Want mijne ongerechticheden gaen over mijn hooft; als een sware last, zijnse my te swaer geworden.
6 Mijne etter-buylen stincken, sy zijn vervuylt, van wegen mijne dwaesheyt.
7 Ick ben krom geworden, ick ben uyttermaten seer nedergebogen; ick gae den gantschen dach in’t swart.
8 Want mijne dermen zijn vol van verachtelicke [plage]: ende daer en is niet geheels in mijn vleesch.
9 Ick ben verswackt, ende uyttermaten seer gebrijselt: ick brulle van het geruysch mijns herten.
10 Heere, voor u is alle mijne begeerte: ende mijn suchten es is voor u niet verborgen.
11 Mijn herte keert om end’ om; mijne kracht heeft my verlaten: ende het licht mijner oogen, oock sy selve, en zijn niet by my.
12 Mijne liefhebbers, ende mijne vrienden staen van tegen over mijne plage; ende mijne nae-bestaende staen van verre.
13 Ende die mijne ziele soecken, leggen [my] stricken, ende die mijn quaet soecken, spreken verdervingen; ende sy overdencken den gantschen dach listen.
14 Ick daerentegen ben als een doove, ick en hoore niet, ende als een stomme, [die] sijnen mont niet op en doet.
15 Ia ick ben als een man, die niet en hoort, ende in wiens mont geene tegenredenen en zijn.
16 Want op u, HEERE, hoop’ ick: ghy sult verhooren, Heere mijn Godt.
17 Want ick seyde; Dat sy hen doch over my niet en verblijden! wanneer mijn voet soude wanckelen, so souden sy hen tegen my groot maken.
18 Want ick ben tot hincken gereet: ende mijne smerte is steedts voor my.
19 Want ick make [u] mijne ongerechticheyt bekent: Ick ben bekommert van wegen mijne sonde.
20 Maer mijne vyanden zijn levende, worden machtich: ende die my om valsche oorzaken haten, worden groot.
21 Ende die quaet voor goet vergelden, staen my tegen; om dat ick het goede najage.
22 En verlaet my niet, ô HEERE: mijn Godt, en weest niet verre van my.
23 Haest u tot mijner hulpe; Heere, mijn heyl.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 37

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:08 pm

1 [EEn Psalm] Davids. Aleph. En ontsteeckt u niet over de boosdoenders: en benijdtse niet die onrecht doen.
2 Want als gras sullen sy haest worden afgesneden; ende als de groene gras-scheutkens sullen sy afvallen.
3 Beth. Vertrouwt op den HEERE, ende doet het goede; bewoont de aerde, ende voedt u [met] getrouwicheyt.
4 Ende verlust u inden HEERE; so sal hy u geven de begeerten uwes herten.
5 Gimel. Wentelt uwen wech op den HEERE; ende vertrouwt op hem, hy sal’t maken;
6 Ende sal uwe gerechticheyt doen voortkomen als het licht; ende u recht als den middach.
7 Daleth. Swijcht den HEERE, ende verbeydt hem, ontsteeckt u niet over den genen, wiens wech voorspoedich is, over eenen man, die listige aenslagen uyt voert.
8 He. Laet af van toorne, ende verlaet de grimmicheyt: en ontsteeckt u niet, immers [niet] om quaet te doen.
9 Want de boosdoenders sullen uytgeroeyt worden; maer die den HEERE verwachten, die sullen de aerde erflick besitten.
10 Vau. Ende noch een weynich, ende de godtloose en salder niet zijn; ende ghy sult acht nemen op sijne plaetse, maer hy en salder niet wesen.
11 De sachtmoedige daerentegen sullen de aerde erflick besitten; ende hen verlusten over grooten vrede.
12 Zain. De godtloose bedenckt listige aenslagen tegen den rechtveerdigen; ende hy knerst over hem met sijne tanden.
13 De Heere belacht hem, want hy siet dat sijn dach komt.
14 Cheth. De godtloose hebben ’tsweert uytgetrocken, ende haren boge gespannen, om den elendigen ende nootdurftigen neder te vellen; om te slachten, die oprecht van wege zijn.
15 [Maer] haer sweert sal in haerlieder herte gaen; ende hare bogen sullen verbroken worden.
16 Teth. Het weynige, dat de rechtveerdige heeft, is beter als den overvloet veler godtloosen.
17 Want de armen der godtloosen sullen verbroken worden: maer de HEERE ondersteunt de rechtveerdige.
18 Iod. De HEERE kent de dagen der oprechten: ende hare erffenisse sal in eeuwicheyt blijven.
19 Sy sullen niet beschaemt worden in den quaden tijt; ende in de dagen des hongers sullen sy versadicht worden.
20 Caph. Maer de godtloose sullen vergaen; ende de vyanden des HEEREN sullen verdwijnen, als het costelicxte der lammeren; met den roock sullen sy verdwijnen.
21 Lamed. De godtloose ontleent ende en geeft niet weder; maer de rechtveerdige ontfermt sich, ende geeft.
22 Want sijne gesegende sullen de aerde erflick besitten; maer sijne vervloeckte sullen uytgeroeyt worden.
23 Mem. De gangen [desselven] mans worden van den HEERE bevesticht; ende hy heeft lust aen sijnen wech.
24 Als hy valt, so en wort hy niet wech geworpen: want de HEERE ondersteunt sijne hant.
25 Nun. Ick ben jonck geweest, oock ben ick oudt geworden, maer en hebbe niet gesien den rechtveerdigen verlaten; nochte sijn zaet soeckende broot.
26 Den gantschen dach ontfermt hy sich, ende leent; ende sijn zaet is tot segeninge.
27 Samech. Wijckt af van het quade, ende doet het goede; ende woont in eeuwicheyt.
28 Want de HEERE heeft het recht lief, ende sal sijne gunstgenooten niet verlaten; in eeuwicheyt wordense bewaert; maer het zaet der godtloosen wort uytgeroeyt.
29 De rechtveerdige sullen de aer-de erflick besitten; ende in eeuwicheyt daer op woonen.
30 Pe. De mont des rechtveerdigen vermeldt wijsheyt; ende sijne tonge spreeckt het recht.
31 De wet sijns Godts is in sijn herte; sijne gangen en sullen niet slibberen.
32 Tzade. De godtloose loert op den rechtveerdigen; ende soeckt hem te dooden.
33 [Maer] De HEERE en laet hem niet in sijne hant: ende hy en verdoemt hem niet, als hy geoordeelt wort.
34 Koph. Wacht op den HEERE, ende houdt sijnen wech, ende hy sal u verhoogen om de aerde erflick te besitten; ghy sult sien, dat de godtloose worden uytgeroeyt.
35 Resch. Ick hebbe gesien eenen gewelt-drijvenden godtloosen; die sich uytbreydde, als een groene inlantsche boom.
36 Maer hy ginck door, ende siet hy en wasser niet [meer]; ende ick sochte hem, maer hy en wert niet gevonden.
37 Schin. Lett op den vroomen, ende siet nae den oprechten; want het eynde van [dien] man sal vrede zijn.
38 Maer de overtreders worden te samen verdelcht: het eynde der godtloosen wort uytgeroeyt.
39 Thau. Doch het heyl der rechtveerdigen is van den HEERE; hare sterckte ter tijt van benaeuwtheyt.
40 Ende de HEERE salse helpen, ende salse bevrijden; hy salse bevrijden van de godtloose, ende salse behouden: want sy betrouwen op hem.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 36

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:07 pm

1 [EEn Psalm] Davids, des knechts des HEEREN; voor den Opper-sang-meester.
2 De overtredinge des godtloosen spreeckt in ’t binnenste van mijn herte: Daer en is geene vreese Godts voor sijne oogen.
3 Want hy vleyt sich selven in sijne oogen; alsmen sijne ongerechticheyt bevindt, [die] te haten is.
4 De woorden sijns monts zijn onrecht ende bedroch; hy laet na te verstaen tot weldoen.
5 Hy bedenckt onrecht op sijn leger; hy stelt sich op eenen wech, die niet goet en is; het quaet en verwerpt hy niet.
6 O HEERE, uwe goedertierenheyt is [tot] in de hemelen; uwe waerheyt tot de bovenste wolcken toe.
7 Uwe gerechticheyt is als de bergen Godts, uwe oordeelen zijn een grooten afgront: HEERE, ghy behoudt menschen ende beesten.
8 Hoe dierbaer is uwe goedertierenheyt, o Godt! dies de menschen kinderen onder de schaduwe uwer vleugelen toevlucht nemen.
9 Sy worden droncken van de vet-ticheyt uwes huyes; ende ghy drencktse [uyt] de beke uwer wellusten.
10 Want by u is de fonteyn des levens: in u licht sien wy het licht.
11 Streckt uwe goedertierenheyt uyt over de gene die u kennen; ende uwe gerechticheyt over de oprechte van herten.
12 De voet der hoovaerdigen en kome niet over my; ende de hant der godtloosen en doe my niet omswerven.
13 Aldaer zijn de werckers der ongerechticheyt gevallen; sy zijn nedergestooten, ende en konnen niet weder opstaen.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 35

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:07 pm

1 [EEn Psalm] Davids. Twist, HEERE, met mijne twisters; strijdt met mijne bestrijders.
2 Grijpt den schilt ende rondasse, ende staet op tot mijner hulpe.
3 Ende brengt de spiesse voort, ende sluyt [den wech] toe, mijne vervolgers te gemoete, segt tot mijne ziele, Ick ben u heyl.
4 Laetse beschaemt ende te schande worden, die mijne ziele soecken; laetse achterwaerts gedreven, ende schaem-root worden, die quaet tegen my bedencken.
5 Laetse worden als caf voor den wint; ende de Engel des HEEREN drijvese wech.
6 Haer wech sy duyster ende gantsch slibberich: ende de Engel des HEEREN vervolgese.
7 Want sy hebben sonder oorsake de groeve hares nets voor my verborgen; sy hebben sonder oorsake gegraven voor mijne ziele.
8 De verwoestinge overkome hem, dat hy ’t niet en wete, ende sijn net, dat hy verborgen heeft, vange hem selven; hy valle daerin met verwoestinge.
9 So sal mijne ziele haer verheugen in den HEERE; sy zal vrolick zijn in sijn heyl.
10 Alle mijne beenderen sullen seggen; HEERE, wie is u gelijck! die ghy den elendigen reddet van dien die stercker is dan hy; ende den elendigen ende nootdurftigen van sijnen beroover.
11 Wrevelige getuygen staender op; ’tgene ich niet en weet, eysschen sy van my.
12 Sy vergelden my quaet voor goet, de beroovinge mijner ziele.
13 My daerentegen aengaende, als sy kranck waren, was een sack mijn kleet, ick quelde mijne ziele met vasten, ende mijn gebedt keerde weder in mijnen boesem.
14 Ick ginck steets, als of het een vrient, als of het my een broeder geweest ware; ick ginck gebuckt in’t swart, als een die over [sijne] moeder treurt.
15 Maer als ick hinckte, waren sy verblijt, ende versamelden sich; sy versamelden sich tot my [als] geslagene, ende ick en merckte niets; sy scheurden [hare kleederen], ende en swegen niet stil.
16 Onder de huychelsche spotachtige tafel-broers, knersten sy over my met hare tanden.
17 Heere, hoe lange sult ghy toesien? Brengt mijne ziele weder van haerlieder verwoestingen; mijne eensame van de jonge leeuwen.
18 So sal ick u loven in de groote Gemeynte; onder machtich veel volcx sal ick u prijsen.
19 Laetse hen niet verblijden over my, die my om valsche oorsaken vyant zijn; [noch] wencken met de oogen, die my sonder oorsake haten.
20 Want sy en spreken niet van vrede, maer sy bedencken bedriechlicke saken tegen de stille in den lande.
21 Ende sy sperren haren mont wijt op tegen my; sy seggen, ha, ha; onse ooge heeft’et gesien.
22 HEERE, ghy hebt het gesien; en swijgt niet: Heere, en weest niet verre van my.
23 Ontwaeckt ende wort wacker tot mijn recht; mijn Godt ende Heere, tot mijne twist-sake.
24 Doet my recht nae uwe gerechticheyt: HEERE, mijn Godt; ende en laetse hen over my niet verblijden.
25 Laetse niet seggen in haer herte; Heah, onse ziele! laetse niet seggen, Wy hebben hem verslonden!
26 Laetse beschaemt ende te samen schaem-root worden, die hen in mijn quaet verblijden; laetse met schaemte ende schande bekleedt worden, die hen tegen my groot maken.
27 Laetse vrolick singen ende verblijdt zijn, die lust hebben tot mijne gerechticheyt, ende laetse geduerichlick seggen; Groot gemaeckt zy de HEERE, die lust heeft tot de vrede sijns knechts.
28 So sal mijne tonge vermelden uwe gerechticheyt; [ende] uwen lof den gantschen dach.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 34

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:06 pm

1 [EEn Psalm] Davids: Als hy sijn gelaet verandert hadde voor het aengesichte van Abimelech, die hem wech joech, dat hy doorginck.
2 Aleph. Ick sal den HEERE loven t’aller tijt; sijn lof sal geduerichlick in mijnen mont zijn.
3 Beth. Mijne ziele sal haer roemen in den HEERE; de sachtmoedige sullen’t hooren, ende verblijdt zijn.
4 Gimel. Maeckt den HEERE met my groot, ende laet ons sijnen Naem te samen verhoogen.
5 Daleth. Ick hebbe den HEERE gesocht, ende hy heeft my geantwoordt, ende my uyt alle mijne vreesen gereddet.
6 He Vau. Sy hebben op hem gesien, ja [hem] als een waterstroom aengeloopen; ende hare aengesichten en zijn niet schaem-root geworden.
7 Zain. Dese elendige riep, ende de HEERE hoorde; ende hy verloste hem uyt alle sijne benaeuwtheden.
8 Cheth. De Engel des HEEREN legert sich rontsom de gene, die hem vreesen, ende rucktse uyt.
9 Teth. Smaeckt, ende siet, dat de HEERE goet is: welgelucksalich is de man, [die] op hem betrouwt.
10 Iod. Vreest den HEERE, ghy sijne heyligen; want die hem vreesen en hebben geen gebreck.
11 Caph. De jonge leeuwen lijden armoede, ende hongeren; maer die den HEERE soecken hebben geen gebreck van eenich goet.
12 Lamed. Komet ghy kinderen, hoort nae my; Ick sal u des HEEREN vreese leeren.
13 Mem. Wie is de man, die lust heeft ten leven? die dagen lief heeft, om het goede te sien?
14 Nun. Bewaert uwe tonge van het quade, ende uwe lippen van bedroch te spreken.
15 Samech. Wijckt af van het quade, ende doet het goede; soeckt de vrede ende jaechtse na.
16 Ajin. De oogen des HEEREN zijn op de rechtveerdige; ende sijne ooren tot haer geroep.
17 Pe. Het aengesichte des HEEREN is tegen de gene die quaet doen; om hare gedachtenisse van der aerden uyt te roeyen.
18 Tsade. Sy roepen, ende de HEERE hoort; ende hy redtse uyt alle hare benaeutheden.
19 Koph. De HEERE is nae by de gebrokene van herten; ende hy behoudt de verslagene van geeste.
20 Resch. Vele zijn de tegenspoeden des rechtveerdigen? maer uyt alle die reddet hem de HEERE.
21 Schin. Hy bewaert alle sijne beenderen? niet een van dien en wort gebroken.
22 Thau. De boosheyt sal den godtloosen dooden; ende die den rechtveerdigen haten, sullen schuldich verklaert worden.
23 De HEERE verlost de ziele sijner knechten; ende alle die op hem betrouwen, en sullen niet schuldich verklaert worden.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 33

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:05 pm

1 GHy rechtveerdige, singet vrolick in den HEERE; Lof betaemt den oprechten.
2 Lovet den HEERE met de harpe; Psalm-singet hem, met de luyte, [ende] het tiensnarich instrument.
3 Singet hem een nieuw liedt; spelet wel met vrolick geschal.
4 Want des HEEREN woort is recht, ende al sijn werck getrouw.
5 Hy heeft gerechticheyt ende gerichte lief; de aerde is vol van de goedertierenheyt des HEEREN.
6 Door het Woort des HEEREN zijn de hemelen gemaeckt, ende door den Geest sijns monts al haer heyr.
7 Hy vergadert de wateren der zee als op eenen hoop; hy stelt de afgronden schat-kameren.
8 Laet de gantsche aerde voor den HEERE vreesen; laet alle inwoonders van de werelt voor hem schricken.
9 Want hy spreeckt, ende het isser; hy gebiedt ende het staetter.
10 De HEERE vernieticht den raedt der heydenen, hy breeckt de gedachten der volckeren.
11 [Maer] de raedt des HEEREN bestaet in eeuwicheyt; de gedachten sijns herten van geslachte tot geslachte.
12 Welgelucksalich is’t volck, diens Godt de HEERE is; het volck, dat hy sich ten erve verkoren heeft.
13 De HEERE schouwt uyt den hemel, ende siet alle menschen kinderen:
14 Hy siet uyt van sijne vaste woonplaetse, op alle inwoonders der aerde:
15 Hy formeert harer aller herte; hy lett op alle hare wercken.
16 Een Coninck wort niet behouden door een groot heyr; een heldt wort niet gereddet door groote kracht.
17 Het peert feylt ter overwinninge, ende en bevrijdt niet door sijne groote sterckheyt.
18 Siet, des HEEREN ooge is over de gene, die hem vreesen, op de gene die op sijne goedertierenheyt hopen;
19 Om hare ziele van den doot te redden, ende om haer by’t leven te houden in den honger.
20 Onse ziele verbeydt den HEERE; hy is onse hulpe, ende onse schilt.
21 Want ons herte is in hem verblijdt, om dat wy op den Name sijner heylicheyt vertrouwen.
22 Uwe goedertierenheyt, HEERE, zy over ons; gelijck als wy op u hopen.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 32

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:05 pm

1 EEn onderwijsinge Davids. Welgelucksalich is hy, wiens overtredinge vergeven, wiens sonde bedeckt is.
2 Welgelucksalich is de mensche, dien de HEERE d’ongerechticheyt niet toe en rekent; ende in wiens geest geen bedroch en is.
3 Doe ick sweech, wierden mijne beenderen veroudert, in mijn brullen den gantschen dach.
4 Want uwe hant was dach ende nacht swaer op my, mijn sap wert verandert in somer-droochten, Sela!
5 Mijne sonde maeckt’ ick u bekent, ende mijne ongerechticheyt en bedeckt’ ick niet: Ick seyde; Ick sal belijdenisse van mijne overtredingen doen voor den HEERE; ende ghy vergaeft d’ongerechticheyt mijner sonde, Sela!
6 Hierom sal u een yeder heylige aenbidden in vindens tijt; Ia in eenen overloop van groote wateren, sullen sy hem niet aenraken.
7 Ghy zijt my eene verberginge, ghy behoedt my voor benaeutheyt; ghy omringt my met vrolicke gesangen van bevrydinge, Sela!
8 Ick sal u onderwijsen, ende u leeren van den wech, dien ghy gaen sult; Ick sal raetgeven, mijn’ ooge sal op u zijn.
9 Weest niet gelijck een peert, gelijck een muyl-ezel, welck geen verstant en heeft, welckes muyl men breydelt met toom ende gebitt, op dattet tot u niet en genaecke.
10 De godtloose heeft vele smerten; maer die op den HEERE vertrouwt, dien sal de goedertierenheyt omringen.
11 Verblijdet u inden HEERE, ende verheuget u, ghy rechtveerdige, ende singet vrolick, alle ghy oprechte van herten.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 31

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:04 pm

1 EEn Psalm Davids: voor den Opper-sang-meester.
2 Op u, ô HEERE, betrouw ick, en laet my niet beschaemt worden in eeuwicheyt; helpt my uyt door uwe gerechticheyt.
3 Neycht uwe oore tot my, reddet my haestelick, weest my tot eenen stercken rotzsteen: tot een seer vast huys, om my te behouden.
4 Want ghy zijt mijn steenrotzse, ende mijne burcht; Leydt my dan, ende voert my om uwes Naems wille.
5 Doet my uytgaen uyt het net, dat sy voor my verborgen hebben; want ghy zijt mijne sterckte.
6 In uwe hant beveel ick mijnen geest, ghy hebt my verlost, HEERE, ghy Godt der waerheyt.
7 Ick hate de gene, die op valsche ydelheden acht nemen; ende ick betrouwe op den HEERE.
8 Ick sal my verheugen ende verblijden in uwe goedertierenheyt, omdat ghy mijne elende hebt aengesien, [ende] mijne ziele in benautheden gekent.
9 Ende en hebt my niet overgelevert inde hant des vyants: ghy hebt mijne voeten doen staen in de ruymte.
10 Zijt my genadich, HEERE, want my is bange: van verdriet is doorknaecht mijn’ ooge, mijne ziele, ende mijn buyck.
11 Want mijn leven is verteert van droeffenisse, ende mijne jaren van suchten; mijne kracht is vervallen door mijne ongerechticheyt: ende mijne beenderen zijn doorknaecht:
12 Van wegen alle mijne wederpartijders ben ick, oock mijnen nabueren, grootelicx tot eenen smaet geworden, ende mijnen bekenden tot eenen schrick: die my op der straten sien, vlieden van my wech.
13 Ick ben uyt het herte vergeten, als een doode; Ick ben geworden als een bedorven vat.
14 Want ick hoorde de nasprake van velen; vreese is van rontsomme, dewyle sy t’samen tegen my raetslaen: sy dencken mijne ziele te nemen.
15 Maer ick vertrouw’ op u, o HEERE; ick segge, Ghy zijt mijn Godt.
16 Mijne tijden zijn in uwe hant; reddet my van de hant mijner vyanden, ende van mijne vervolgers.
17 Laet u aengesicht over uwen knecht lichten; verlost my door uwe goedertierenheyt.
18 HEERE, laet my niet beschaemt worden, want ick roep u aen; Laet de godtloose beschaemt worden, laetse swijgen in’t graf.
19 Laet de valsche lippen stom worden, die hardt spreken tegen den rechtveerdigen, in hoochmoet ende verachtinge.
20 O hoe groot is u goet, dat ghy wechgeleyt hebt voor de gene die u vreesen! [dat] ghy gewrocht hebt voor de gene die op u betrouwen, in de tegenwoordicheyt der menschen kinderen!
21 Ghy verberchtse in’t verborgene uwes aengesichts voor de hoochmoedicheden des mans; ghy versteecktse in eene hutte voor den twist der tongen.
22 Gelooft zy de HEERE, want hy heeft sijne goedertierenheyt aen my wonderlick gemaeckt, [my voerende als] in eene vaste stadt.
23 Ick seyde wel in mijn haesten; Ick ben afgesneden van voor uwe oogen: dan noch hoordet ghy de stemme mijner smeeckingen als ick tot u riep.
24 Hebbet den HEERE lief, ghy alle sijne gunst-genooten; [want] de HEERE behoedt de geloovige, ende vergeldt overvloedelick den genen die hoochmoet bedrijft.
25 Zijt sterck, ende hy sal u lieder herte verstercken; alle ghy die op den HEERE hopet.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 30

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:04 pm

1 EEn Psalm, een liedt der inwyinge van Davids huys.
2 Ick sal u verhoogen, HEERE, want ghy hebt my opgetrocken, ende mijne vyanden over my niet verblijdt.
3 HEERE, mijn Godt; ick hebbe tot u geroepen, ende ghy hebt my genesen.
4 HEERE, ghy hebt mijne ziele uyt het graf opgevoert; ghy hebt my by ’tleven behouden, dat ick inden kuyl niet ben nedergedaelt.
5 Psalm-singet den HEERE, ghy sijne gunst-genooten, ende segget lof ter gedachtenisse sijner heylicheyt.
6 Want een oogenblick isser in sijnen toorn, [maer] een leven in sijne goetgunsticheyt: des avonts vernacht het geween; maer des morgens isser gejuych.
7 Ick seyde wel in mijnen voorspoet; Ick en sal niet wanckelen in eeuwicheyt.
8 [Want], HEERE, ghy hadt mijnen berch door uwe goetgunsticheyt vast gesett: [maer doe] ghy u aengesicht verberchdet, wierd’ ick verschrickt.
9 Tot u, HEERE, riep ick; ende ick smeeckte tot den HEERE:
10 Wat gewin isser in mijn bloet? in mijn nederdalen tot de groeve? sal u het stof loven? sal’t uwe waerheyt verkondigen?
11 Hoort, HEERE, ende zijt my genadich; HEERE, weest my een helper.
12 Ghy hebt my mijne wee-klage verandert in eene reye; ghy hebt mijnen sack ontbonden, ende my met blijtschap omgordet.
13 Op dat [mijne] eere u psalm-singe, ende niet en swijge: HEERE, mijn Godt, in eeuwicheyt sal ick u loven.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty 29

Bericht  Oppergeus ma okt 12, 2009 10:03 pm

1 EEn Psalm Davids. Gevet den HEERE, ghy kinderen der machtigen, gevet den HEERE eere ende sterckte.
2 Gevet den HEERE de eere sijns Naems; aenbiddet den HEERE inde heerlickheyt des heylichdoms.
3 De stemme des HEEREN is op de wateren, de Godt der eeren dondert; de HEERE is op de groote wateren.
4 De stemme des HEEREN is met kracht; de stemme des HEEREN is met heerlickheyt.
5 De stemme des HEEREN breeckt de cederen; Ia de HEERE verbreeckt de cederen Libanons.
6 Ende hy doetse huppelen als een calf; den Libanon, ende Sirion, als een jonck eenhoorn.
7 De stemme des HEEREN houwter vlammen vyers uyt.
8 De stemme des HEEREN doet de woestijne beven; de HEERE doet de woestijne Kades beven.
9 De stemme des HEEREN doet de hinden jongen werpen, ende ontbloot de wouden: maer in sijnen Tempel, seyt [hem] een yegelijck eere.
10 De HEERE heeft geseten over den watervloet; ja de HEERE sitt, Coninck in eeuwicheyt.
11 De HEERE sal sijnen volcke sterckte geven; de HEERE sal sijn volck segenen met vrede.
Oppergeus
Oppergeus
Admin
Admin

Aantal berichten : 124
Points : 6075
Reputation : 0
Registration date : 22-12-08

https://schooiers.actieforum.com

Terug naar boven Ga naar beneden

Het Boeck der PSALMEN. Empty Re: Het Boeck der PSALMEN.

Bericht  Gesponsorde inhoud


Gesponsorde inhoud


Terug naar boven Ga naar beneden

Pagina 1 van 3 1, 2, 3  Volgende

Terug naar boven


 
Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum